Kernenergie goedkoop?

01 Oktober 2009

Het klimaat is hot! Doemscenario's over het groeiend gevaar van stijgend waterpijl voor (onze) dichtbevolkte delta's hebben het energievraagstuk centraal in de sensu strictu benadering van een groene

economie geplaatst. Nu zelfs de harde klimaatcritici stilaan overtuigd raken van het nefaste effect van fossiele brandstoffen op de globale leefbaarheid, en economen erkennen dat ecologie en economie hand in hand gaan, rijst een volgend probleem: Wat is groene energie? Zelden streden twee onverzoenbare kampen met dezelfde argumenten zo eenduidig voor de gunst van het volk. Kernenergie, door voorstanders bejubeld, door tegenstanders verguisd omwille van hetzelfde argument: 'het milieu'. Zorgt kernenergie echt voor de groene stroom van Kyoto of laat het ons enkel met een groene gloed achter? In deze reeks een aantal argumenten waarom Groen! resoluut kernenergie afzweert.

 

 

DEEL 3: Kernenergie goedkoop?

 

In een marktlogica volgt het prijsdebat automatisch op dit van het
aanbod. Met grote sloganeske taal in de vorm van 'met het recht op goedkope en betaalbare energie naar Kyoto' wordt
kernenergie gepromoot als een economisch doordacht antwoord op de
klimaatsverandering. Maar als kernenergie echt zo goedkoop is, hoe komt het dan
dat Belgische huishoudens tijdens de monopolieperiode van Electrabel de op één
na hoogste stroomfactuur van alle OESO-landen
Twee Europese richtlijnen (1996 en 1998) hebben vanuit de idee dat
energie een primaire behoefte is de Belgische energiemarkt opengebroken. De
concurrentiestrijd moest eerlijkere prijzen en een groter aandeel hernieuwbare
energie bedingen. Twee richtlijnen die in Belgie alvast hun doel volledig
hebben gemist.

Toen het Verenigd Koninkrijk begin jaren '90 als eerste de
staatscontrole afbouwde en de energiemarkt liberaliseerde, speelden de
Belgische energiebedrijven Intercom,
Ebes en Unerg hier handig op in door samen te smelten tot Electrabel NV. Een direct
gevolg van de twee europese richtlijnen was dat de prijs van elektriciteit niet
langer door het
Controlecomité van de overheid (CREG) werd vastgelegd, maar door de vrije
markt, en met name de stroombeurs (in België de Belpex). Het probleem met de
Belgische energiemarkt is dat het marktaandeel van Electrabel NV maar liefst
90% van de energieproductie bezit en exclusief eigenaar is van alle Belgische
kerncentrales. Dit monopolie zorgt dat Electrabel zowel de prijs van
elektriciteit als het debat rond kernenergie enorm beïnvloedt. Zo werd op 10 oktober 2008 elektriciteit op de
Belpex verkocht aan 125 euro per megawattuur, terwijl de reële productiekost
van de kerncentrales niet meer bedraagt dan 25 euro. Dit marktmechanisme levert
Electrabel een onrechtmatige winst ('windfall profit') op die geschat wordt op
1 miljard euro per jaar. Omdat Electrabel ondertussen een dochterbedrijf van de
Franse energiereus Suez geworden is stroomt deze winst dus hoofdzakelijk naar
Parijs. Treffend, als je weet dat België en Frankrijk de twee Europese
uitzonderingen zijn die zo resoluut voor kernenergie kiezen. CITATION Els05 \l 1033 (Deconinck & Gillard, 2005)

Wat de (Belgische) productie van kernenergie
vooral winstgevend maakt, is dat de centrales gebouwd zijn in een tijd dat
elektriciteit nog een staatsaangelegenheid was. De oprichting van de centrales
is dus door de staat betaald. Wil nu net de bouw en installatie de grootste
vaste kost zijn, dan is het logisch dat de aandeelhouders van Electrabel er
alle belang bij hebben om de huidige productie-eenheden zo lang mogelijk open
te houden. Per kilowatt productievermogen kost de bouw
van een nucleaire centrale (type 'Pressurized Water Reactor' (PWR), zoals er in
Doel en Tihange operationeel zijn) ongeveer 1.700 euro.
Een kilowatt
productievermogen in een steenkool of gascentrale kost respectievelijk ongeveer
1.300 euro en 500 euro. De kosten om de centrales te laten draaien
liggen wel veel lager.
De kosten voor onderzoek en ontwikkeling worden via universiteiten
eveneens door de gemeenschap gedragen. De voorbije twintig jaar
investeerde de EU 5,8 miljard euro in onderzoek naar kernenergie, terwijl het
onderzoek naar hernieuwbare energie slechts kon rekenen op 1,8 miljard euro. (Staes, 2005) Voor elke geproduceerde kilowattuur kernelektriciteit werd in de VS tijdens
de eerste vijftien jaar van de industrie dertig maal meer staatssteun verleend
dan tijdens de eerste vijftien jaar van windenergie. Voor de EU zijn deze
cijfers niet bekend, maar ongetwijfeld zijn ze van dezelfde grootteorde. Bovendien werd een niet geringe som
overheidsgeld besteed aan allerhande nutteloos gebleken nucleaire
prestigeprojecten zoals de snelle kweekreactor van Kalkar of de opwekkingsfabriek Eurochemic. Gezien deze
subsidiestroom is het dus niet verwonderlijk dat slechts 1,5% van het
energieverbruik in België hernieuwbare, groene energie is. Hiermee scoren we
opvallend lager dan het Europese gemiddelde, dat op 6,4% ligt, en zijn we
voorlaatste in de Europese ranglijst. Enkel Cyprus scoort slechter. (Groen!, 2008)

 

Alle interne en externe kosten (knowhow,
installatie, exploitatie, ontmanteling, opslag en risicobeheer) samengenomen,
kost wind op land tussen de 4,2 en 8,6 eurocent per kilowattuur, gas tussen de 4,4
en 10,6 cent, kolencentrales tussen de 4 en 20,6 cent, en kernenergie tussen de
5,6 en 15 cent per kilowattuur. Problematisch
echter in de inschatting van het totale kostenplaatje is de berekening van de
verwachte schade in het geval van een ongeval. De verwachte schade gelijk aan de kans op een ongeval vermenigvuldigd
met de totale schade. Maar wat methodologisch
voor problemen zorgt, zijn situaties zoals bij nucleaire installatie waarbij een
heel kleine kans op ongeval gecombineerd wordt met heel grote schade. Mits
voldoende observaties uit het verleden (dat wil zeggen, voorbeelden van
ongevallen, inschattingen van de schade die ze veroorzaakt hebben, en de kosten
hiervan) kan men op statistisch betrouwbare wijze kansen op ongevallen en
verwachte schade berekenen. Bij kernenergie is dat gelukkig moeilijk, maar dat
zorgt tegelijk wel voor de irreële situatie dat de verantwoordelijkheid van Electrabel door de wet van 15 juli 1985 beperkt is tot
slechts 300 miljoen euro. (Ter
vergelijking: in 2009 bedroegen de kosten in Tsjernobyl reeds 6,5 miljard
dollar. In 2015 zouden deze oplopen tot 201 miljard dollar.) Een verzekering
hiervoor zou kernenergie met andere woorden onbetaalbaar maken.